De singels zijn eigenlijk de wegen die de stad omsingelen, niet de grachten. Omdat tegenwoordig het water naar de straat genoemd wordt gebruiken wij het woord singel hier ook voor. De Zoeterwoudsesingel ligt dus aan de Zoeterwoudsesingel.
Rond de oude binnenstad stonden in 1659, na de aanleg van de laatste singel, zeven stadspoorten. Daarvan zijn er nog twee over: de Zijlpoort en de Morspoort. Elk traject van stadspoort tot stadspoort kreeg een eigen naam. Beginnend bij de Morspoort en dan met de klok mee: Morssingel, Rijnsburgersingel, Maresingel, Herensingel, Zijlsingel, Zoeterwoudse Singel, Witte Singel. De bijbehorende poorten zijn de Morspoort, Rijnsburgerpoort, Marepoort, Herenpoort, Zijlpoort, Hogewoerdsbuitenpoort, Koepoort en de Witte Poort.
De singelgrachten waren niet alleen ter verdediging tegen een gewapende vijand bedoeld maar ook voor het water. Via ingenieuze afsluitingen kon men de waterhoogte en spoelrichting van de grachten in de stad nauwkeurig regelen. Je kunt er vissen, zwanen houden maar ze waren niet bestemd voor transport (dat in die eeuwen vooral over water ging). Voor transport gebruikte je wateren die de stad in- of uitgaan zoals de Nieuwe, Oude en Kromme Rijn, de Mare (naar Haarlem), de Zijl (naar de Kaag en Amsterdam), de Vliet (naar Voorschoten en Den Haag) en de Stadsmolensloot (richting huidige Merenwijk).